‘Het enige wat je doet is er zijn’
Jan de Beer (25) is een van de jongste CliniClowns van Nederland. Als clown Beer geniet hij van het kleine spel. Hij vertelt over zijn vak en momenten die hem zijn bijgebleven.
Mijn clownsmaatje Karin (Mimi) en ik beginnen net aan onze ronde in het ziekenhuis als er uit een kamer hard gehuil klinkt. We kijken voorzichtig om de hoek. Ik zie een ontroostbaar kindje dat duidelijk pijn heeft. Zijn ouders zijn radeloos, ze zitten er doorheen. Stilletjes gaan we naar binnen. Mimi speelt zachtjes op haar accordeon, ik begeleid haar met mijn stem. We staan naast elkaar in de kamer en improviseren met klanken en deuntjes.
Langzaam wordt het kindje rustig, tot het opeens helemaal stil is. Zijn moeder huilt van opluchting, de rust daalt neer in de kamer. Ze houden elkaar vast en genieten. Een week later kom ik weer in het ziekenhuis, het kindje blijkt drie dagen na onze ontmoeting te zijn overleden. Op zo’n moment komt het werk dichtbij. Ik besef hoe mooi het is dat we dit moment nog even mochten brengen.
Een wereld open
Ik ben theatermaker. De CliniClowns kwamen tijdens mijn studie eens langs om te vertellen over hun werk, over hoe belangrijk het is voor zieke kinderen om even de gedachten te kunnen verzetten. Tot die dag had ik nooit gedacht dat dit een optie voor mij kon zijn, er ging een wereld voor me open. Na mijn studie gaf ik eerst kinderen die geen Nederlands spreken handvatten om de taal te leren. Op een gegeven moment hoorde ik dat CliniClowns audities hielden. Ik dacht terug aan die presentatie: waarom ook niet, ik probeer het gewoon!
Rare wezens
Mijn eerste auditie was een ramp. Ik ging er vol in, kwam veel te dichtbij, zette een stereotype circusclown neer. De volgende rondes ging het steeds beter en ik werd aangenomen. Tijdens mijn eerste speelstage voelde ik het echt: dit is wat ik wil. Achter het glas van een isolatiekamer zagen we een jongen. Hij speelde op zijn tablet, zat de tijd te verdoen tot hij eindelijk naar huis mocht. Wij veranderden in twee rare wezens die achter het raam verdwenen en weer tevoorschijn piepten. Die jongen keek op en zat al snel met zijn neus tegen het raam aangeplakt. Wow, dacht ik, dat je met zoiets simpels dit teweeg kan brengen.
Wat ik zo fijn vind aan dit werk is dat je niets komt halen of brengen, het enige wat je doet is er zijn. Als clown sta je in het moment en kijk je wat een kind en een situatie nodig heeft en daar speel je op in. Het kleine spel, een muziekje, een knuffeltje dat even komt kijken, vaak is dat al genoeg. Als het niet werkt, wandel je gewoon de kamer uit en is het ook prima. Niets hoeft.
Dankbaar
Laatst was ik bij een kindje dat in een zwaar chemotraject zat. Ik wist van eerdere keren dat hij de clowns nogal spannend vond. Ik spoot clown Kees nat met een waterpistool, zij trok een stoel onder mij vandaan. Het kindje kwam steeds dichterbij. Op een gegeven moment pakte hij het pistooltje en begon Kees nat te spuiten. Hij koos mijn kant, lekker samen lol trappen. Het ijs was gebroken. Hij vond het nog steeds spannend, dat kon ik zien, maar de band was gelegd. Zijn hartje gewonnen. Op zo’n moment ben ik zo blij dat ik dit werk mag doen.